Opgave 20.2:
Ga na of de berekende cos j tussen -1 en 1 ligt.
Zo niet, dan hebt u een verkeerde formule of een verkeerde norm
gebruikt. Zie §20.7.
Antwoord bij (1): afstand is 3Ö3; hoek is p/3.
Opgave 20.5:
Geef de matrix (B - 4I3)(B2 - 4B + I3) de naam C.
U moet dan nagaan voor welke waarde(n) van a C de nulmatrix is.
Daarvoor moet cij = 0 voor alle i en
j. (Zie ook §20.1)
Opgave 20.6:
Definieer S als een lijst van functies (dus op de
" -> "-manier).
Maak een procedure IP zodat IP(f,g) het inproduct
van f en g oplevert (denk er aan dat u een
locale variabele x nodig hebt).
Zie §20.3 hoe u nu de matrix snel met uw IP kunt maken.