Opgave 13.3:
Ga na of de berekende cos φ tussen -1 en 1 ligt.
Zo niet, dan hebt u een verkeerde formule of een verkeerde norm
gebruikt. Zie §13.6.
Antwoord bij (a): afstand is 3√3; hoek is π⁄3.
Opgave 13.6:
Geef de matrix (B - 4I3)(B2 - 4B + I3) de naam C.
U moet dan nagaan voor welke waarde(n) van α C de nulmatrix is.
Daarvoor moet cij = 0 voor alle i en
j. (Zie ook §13.1)
Opgave 13.8:
Definieer S als een lijst van functies (dus op de
" -> "-manier).
Maak een procedure IP zodat IP(f,g) het inproduct
van f en g oplevert (denk er aan dat u een
locale variabele x nodig hebt).
Zie §13.3 (indexfuncties) hoe u nu de matrix snel met uw IP kunt
maken.